Hond

De beste zorg voor uw viervoeter

  • vaccine3 Vaccineren
  • Worms2 Ontwormen
  • Tick2 Teken en vlooien
  • Food Voeding

vaccine3 Vaccineren

Tijdens de afspraak voor de vaccinatie wordt uw hond uiteraard eerst volledig nagekeken. Naast vaccineren is het minstens zo belangrijk dat we één keer per jaar goed naar uw hond kijken en al uw vragen doornemen. Regelmatig ontdekken we tijdens zo’n routine onderzoek een onderliggend probleem welke vaak gewoon te verhelpen is.

Overigens kunt u ons altijd bellen wanneer u vragen heeft maar wat uw mening ook is over vaccineren, een jaarlijkse controle is altijd nuttig. Honden kunnen immers niet praten.

Wat is vaccineren?

Vaccineren of inenten is een manier om antilichamen en afweercellen in het bloed te laten ontstaan tegen ziekten. Door een dier in te spuiten met een klein beetje dode of onschadelijk gemaakte ziekteverwekker (bijvoorbeeld een virus) of een onderdeel van die ziekteverwekker, wordt het lichaam aangezet om antilichamen te maken. Komt het dier daarna in aanraking met de werkelijke, levende ziekteverwekker dan is het afweersysteem klaar om meteen te reageren. Daardoor wordt de ziekteverwekker direct uitgeschakeld. Soms lukt dit niet meteen of niet volledig, maar doordat er al antilichamen en afweercellen aanwezig zijn wordt ook dan het bestrijden van de ziekte gemakkelijker en heeft het dier een grotere overlevingskans.

Waarom vaccineren?

In ons land komt een aantal besmettelijke en levensbedreigende hondenziekten voor. Sommige daarvan zijn zeldzaam, andere treden nog regelmatig op. Tegen een aantal ziekten kan uw hond gevaccineerd worden. Op die manier maakt het lichaam antilichamen aan tegen de ziekteveroorzakers en is uw hond beschermd. Zeker waar het ernstige en vaak dodelijke ziekten betreft is dit erg belangrijk. Normaal gesproken worden alle pups ingeënt en ook daarna worden de vaccinaties regelmatig herhaald. Door deze vaccinatieprogramma’s is een aantal hondenziekten in ons land flink teruggedrongen.

Geadviseerd wordt om te vaccineren tegen:

  • Hondenziekte (ziekte van Carré/Distemper),
  • Besmettelijke leverziekte (hepatitis contagiosum canis, HCC) en
  • Parvovirose (Parvo),
  • Ziekte van Weil (Leptospirose)

Optionele vaccinaties

  • Parainfluenza
  • Kennelhoest (Bordetella Bronchiseptica)
  • Hondsdolheid (Rabies)

Vaccinatieschema
6 weken: Hondenziekte,Parvo
9 weken: Leptospirose, Parvo
12 weken: Hondenziekte, Parvo, Leptospirose, Besmettelijke leverziekte, Parainfluenza
1 jaar: Hondenziekte, Parvo, Leptospirose, Besmettelijke leverziekte, Parainfluenza

Daarna jaarlijks de Leptospirose en om de drie jaar de Hondenziekte, Parvo, Leptospirose, Besmettelijke leverziekte, Parainfluenza.

Soms kunnen er redenen zijn om minder vaak te willen vaccineren, bijvoorbeeld als uw hond gevoeliger dan gemiddeld reageert op vaccinaties. Onderzoek toont aan dat honden na vaccinatie tegen de Hondenziekte, Parvo en besmettelijke leverziekte met levend verzwakt virus soms zeven jaar later nog beschermd zijn (let op, dit geldt niet na vaccinatie met een vaccin op basis van een dood virus!). De bescherming is per hond verschillend. De officiële geregistreerde werkingsduur is echter hooguit drie jaar en dit is dan ook de werkingsduur die wij meestal aanhouden en waar officiële instanties vanuit gaan.

Titerbepaling

Minder vaak inenten zou dus niet noodzakelijkerwijs de gezondheid van uw dier in gevaar brengen. Om te bepalen of het nodig is uw dier opnieuw te laten inenten, is het mogelijk om de hoeveelheid antilichamen in het bloed te laten bepalen door een bloedtest af te laten nemen (een titertest). Als er nog voldoende antilichamen in het bloed aanwezig zijn, hoeft de hond geen nieuwe vaccinatie te krijgen om beschermd te blijven. Het lastige hiervan is dat een titerbepaling niet aangeeft hoe lang uw hond nog beschermd is. Het is dus echt een momentopname.

Titerbepaling voor de Ziekte van Weil heeft geen zin omdat de antilichamen niet lang genoeg in het bloed blijven. Voor deze en een aantal andere ziekten zoals kennelhoest zijn er bovendien geen bloedtesten die betrouwbaar de bescherming na vaccinatie kunnen meten.

Hondenziekte (ziekte van Carré, distemper)
Hondenziekte is een zeer besmettelijke virusziekte. Behalve braken en diarree kan het ook afwijkingen aan het zenuwstelsel, het ademhalingsstelstel en de huid veroorzaken. Ook wordt de afweer van de hond door het virus aangetast. Honden besmetten elkaar via hun uitscheidingsproducten (urine, ontlasting, oogvocht en dergelijke.).

Leverziekte (hepatitis, adeno-virus type I)
Leverziekte veroorzaakt leverontsteking met koorts, bloedingen, braken en ontsteking van de ogen. Het wordt verspreid via urine. Leverziekte kan soms voor een plotselinge dood zorgen bij jonge honden.

Parvo (parvovirose)
Het Parvovirus tast de darmen van de hond aan, waardoor ernstige, waterige, vaak bloederige diarree ontstaat. Ook braken en koorts komen voor. Daarnaast zorgt het virus voor weerstandsvermindering waardoor de honden gevoelig zijn voor andere besmettelijke zieken. Vooral pups kunnen snel uitdrogen en daardoor sterven. De ziekte is erg besmettelijk en verspreidt zich via ontlasting. Het virus kan buiten de hond zeer lang (tenminste een jaar) besmettelijk blijven.

Ziekte van Weil (leptospirose)
Deze ziekte wordt veroorzaakt door bacteriën en overgedragen via urine of met urine besmet water. Veel diersoorten kunnen besmet worden met een leptospirose bacterie. Berucht zijn besmettingen via urine van muizen en ratten. Deze ziekte is ook besmettelijk voor de mens. Ziekteverschijnselen bij honden met leptospirose zijn verschillend, omdat er verschillende leptospirose-bacteriën zijn. Geelzucht, diarree en braken, bloedingen en nierproblemen worden het vaakst gezien.

Kennelhoest (Bordetella, para-influenza, adeno-virus type II)
‘Kennelhoest,’ tegenwoordig ook wel besmettelijke hondenhoest genoemd, is een soort verkoudheid die door verschillende ziekteverwekkers kan worden veroorzaakt, namelijk door het para-influenza virus, het adeno-virus type 2 en de Bordetella bacterie. De ziekte is erg besmettelijk en wordt vooral gezien bij honden die met veel andere honden worden gehuisvest zoals in kennels of pensions, of op shows of bij de hondenuitlaatservice. Soms speelt ook stress een rol. Door blaffen wordt de keel van de honden gevoelig, waardoor deze vatbaar wordt voor infecties.

Hondsdolheid (rabiës)
Hondsdolheid is een zeer dodelijke ziekte die besmettelijk is voor de mens en voor andere dieren. De ziekte wordt vaak overgedragen via speeksel, bijvoorbeeld bij beten van besmette honden, katten, vossen of vleermuizen. Het virus tast de hersenen aan en veroorzaakt angst en agressie. Honden overleven hondsdolheid niet; mensen moeten na een beet direct worden behandeld want anders verloopt bij mensen deze infectie ook dodelijk. In Nederland komt hondsdolheid bijna niet meer voor behalve bij vleermuizen, maar in veel andere landen komt de ziekte vaker voor. Daarom is het verplicht om een hond te laten inenten voor u bepaalde landen mag bezoeken. Voor reizen naar alle landen uit de EU is een geldige rabiës vaccinatie verplicht. Ook is een geldige rabiës vaccinatie verplicht voor alle honden die Nederland worden binnengebracht. Daarbij geldt dat de vaccinatie gegeven mag worden vanaf een leeftijd van twaalf weken en dan na drie weken geldig is. Pups onder 15 weken mogen dus niet worden geïmporteerd.

(bron: www.licg.nl)

Worms2 Ontwormen

In Nederland komen verschillende darmparasieten voor die uw hond kunnen besmetten. Sommige van deze parasieten vormen ook een risico voor de mens. Het is raadzaam om uw hond met enige regelmaat te ontwormen.

De ESCCAP (European Scientific Council Companion Animal Parasites) is een europese non-profit organisatie welke bestaat uit verschillende parasitologen verbonden aan universiteiten. De ESCCAP geeft actuele informatie en ontwikkeld uniforme richtlijnen voor parasietenbestrijding bij de hond en kat.

ESCCAP Richtlijn ontwormen

Advies ontwormschema
Pups: twee, vier, zes en acht weken leeftijd; vervolgens maandelijks tot 6 maanden leeftijd. Daarna om de 3 maanden gedurende het leven.

De meest voorkomende wormen in Nederland zijn rondwormen (nematoden), lintwormen (cestoden) en platwormen (trematoden). Sommige van deze wormen zijn besmettelijk voor de mens. U kunt dus via uw hond besmet raken. Zie onderstaande interessante links voor de meest actuele wetenschappelijke informatie.

Pups en oudere dieren lopen een groter infectierisico dan gezonde volwassen dieren. Drachtige teven kunnen hun pups in de baarmoeder al besmetten met de spoelworm (Toxocara canis) en via de moedermelk kunnen lacterende teven de spoelworm ( Toxocara canis) en de haakworm (Ancylostoma caninum). De spoelworm is ook besmettelijk voor de mens.

De gezondheidsstatus van het dier, de aanwezigheid van vlooien (de vlo brengt de lintworm over), de voorgeschiedenis en afkomst van het dier bepalen de keuze voor een bestrijdingsprogramma. Een infectie met darmparasieten kan ook optreden bij de oudere hond en gaat dan zelden gepaard met klinische symptomen. Zonder regelmatig uitgevoerd ontlastingsonderzoek is het lastig om vast te stellen of een dier geïnfecteerd is.

Honden in kennels, honden die buiten leven of samenleven met andere honden of katten, zwerfdieren en jachthonden lopen een groter risico op een parasitaire infectie en vereisen daarom speciale aandacht bij het maken van de juiste keuze. Honden die in aanraking kunnen komen met knaagdieren (ongedierte), slakken, rauwe vis en rauw vlees, waaronder ook ingewanden, de placenta en geaborteerde vruchten, lopen risico op specifieke parasieten.
Honden die leven in of reizen naar bepaalde gebieden (b.v. voor vakantie of nieuwe eigenaar, pension, show of onderzoek) lopen risico op parasitaire infecties die in het betreffende gebied voorkomen. Deze parasieten kunnen vervolgens worden geïntroduceerd na terugkeer.

Neem gerust contact op met de praktijk voor advies of lees onderstaande interessante links voor de meest actuele wetenschappelijke informatie.

Wormbestrijding bij hond en kat
Bestrijding van ectoparasieten bij hond en kat

(bron: www.esccap.org)

Tick2 Teken en vlooien

In Europa is C. felis de meest voorkomende vlooiensoort bij de hond, de kat en andere kleine zoogdieren, gevolgd door C. canis, Archaeopsylla erinacei (de egelvlo), en soms andere vlooiensoorten als Ceratophyllus gallinae, Echidnophaga gallinacea (de kippenvlo), Spilopsyllus cuniculi (de konijnenvlo), Pulex irritans (de mensenvlo) en diverse andere soorten.

Vlooien zijn bloedzuigende parasieten die allerlei soorten huisdieren maar ook de mens kunnen bijten. Vlooien kunnen ziekten verspreiden (zoals de lintworm, kattenkrabziekte, mycoplasma) Ze veroorzaken vaak veel jeuk en huidklachten bij hun gastheer. Het is raadzaam om uw huisdier te beschermen tegen vooien. Tegenwoordig werken veel antivlo middelen ook tegen teken.
Wanneer u van plan bent om te reizen met uw huisdier is het erg belangrijk om het juiste middel te kiezen. In bepaalde delen van Europa (of de wereld) liggen ook andere parasieten op de loer die bijvoorbeeld door zandvliegen overgebracht worden. Kies in dat geval een middel dat niet alleen vlooien en teken, maar ook zandvliegen weert.
Neem gerust contact op met de praktijk om u zich te laten adviseren in de keuzes voor een geschikt middel.

Teken

Overal in Nederland zijn teken. Teken zijn parasieten die zich tijdelijk met bloed voeden en daardoor een variabele periode (van enkele dagen tot weken) doorbrengen op hun gastheren. Teken zijn berucht voor het overdragen van ziektes zoals de ziekte van Lyme bij mensen en Babesia en Anaplasma bij de hond (en kat).
Uit studies is gebleken dat veel honden ooit besmet zijn geraakt met Lyme maar dat ze niet vaak symptomen laten zien, bij mensen is dit heel anders. De ziekte van Lyme is een groot probleem bij mensen en het aantal patiënten neemt ook toe.

Babesia is voor de mens minder gevaarlijk maar juist wel voor de hond. Babesia is een parasiet die vooral voorkomt in Zuid Europa (Frankrijk, Spanje, Italie etc) en wordt overgedragen door de Dermacentor reticulatus teek. Inmiddels zijn er ook gevallen bekend van besmettingen hier in Nederland aangezien deze teek zich ook hier heeft gevestigd. De Babesia parasiet leeft in de rode bloedcellen en maakt deze kapot. Dit veroorzaakt hoge koorts en ernstige bloedarmoede en is meestal dodelijk als het niet behandeld wordt. Katten blijken minder gevoelig te zijn voor Babesia.
Anaplasma is een parasiet die lusteloosheid, sloom, koorts en diverse andere klachten veroorzaakt. De prognose is meestal goed na behandeling.

Neem gerust contact op met de praktijk voor advies of lees onderstaande interessante links voor de meest actuele wetenschappelijke informatie.

Bestrijding van ectoparasieten
Bestrijding van door vectoren overgedragen aandoeningen bij hond en kat

Overige informatie over teken in Nederland

In Nederland komen ongeveer 14 soorten teken voor: harde en zachte, die van elkaar verschillen qua bouw en levenswijze. Er zijn echter vooral drie ‘harde’ tekensoorten van belang, omdat deze besmet kunnen zijn met verschillende bacteriën, virussen en parasieten die op mens en dier kunnen worden overgebracht. De levenscyclus van deze teken bestaat uit vier stadia:

  • Ei
  • Larve
  • Nimfe
  • Volwassen teek

Harde teken ondergaan tijdens hun ontwikkeling twee vervellingen: van larve naar nimfe en van nimfe naar volwassen teek.

In hun levenscyclus hebben ze drie gastheren nodig voor een bloedmaaltijd om hun levenscyclus te voltooien. Na uit het ei te zijn gekomen of na een vervelling klimmen teken in lage gewassen, zoals struikgewas en hoog gras. Daar wachten ze op een geschikte gastheer.

Larven en nimfen hechten zich voornamelijk vast aan kleinere dieren zoals muizen en vogels,
terwijl volwassen teken grotere dieren zoeken zoals reeën, paarden, honden en katten. Ook mensen vinden zij vaak erg geschikt.

Larven, nimfen en volwassen teken zijn doorgaans actief van maart tot november, met een piek in het voorjaar en najaar. Hierdoor lopen mens en dier het hele tekenseizoen risico om gebeten te worden. In de winter zijn teken niet actief, maar alle stadia kunnen de winter overleven.

Tekensoorten

De belangrijkste tekensoorten in Nederland zijn:

  • Ixodes ricinus
  • Rhipicephalus sanguineus
  • Dermacentor reticulatus

Ixodes ricinus
In Nederland is de Ixodes ricinus de meest voorkomende teek. De levenscyclus van deze teek duurt in Nederland ongeveer twee à drie jaar. Omdat Ixodes teken gevoelig zijn voor uitdroging komen ze het meeste voor op plaatsen waar een wat vochtige bodem bestaat. Deze teek komt op meerdere diersoorten en de mens voor en kan een groot aantal ziekteverwekkers overdragen, waaronder Borrelia burgdorferi (veroorzaker van de ziekte van Lyme, ofwel Borreliose), Anaplasma phagocytophilum, Babesia divergens en Babesia microti. In andere Europese landen kan de Ixodes ricinus ook besmet zijn met het tick-borne encephalitisvirus (TBE-virus) Dit virus kan hersenvliesontsteking bij de mens veroorzaken.

Rhipicephalus sanguineus
De Rhipicephalus sanguineus is een teek die met name door honden van vakantiegangers in het Middellandse Zeegebied mee naar Nederland wordt gebracht. Omdat deze teek in verwarmde gebouwen kan overleven, wordt hij regelmatig aangetroffen in ons land.
Binnenshuis voltooit de Rhipicephalus teek de cyclus in drie maanden en kan hij verschillende ziekteverwekkers overbrengen zoals de verwekkers van de ziekten Babesiose (piroplasmose) en Ehrlichia bij de hond. In tegenstelling tot de Ixodes ricinus, die allerlei gastheren kent, komt deze teek vrijwel alleen bij honden voor. Bij uitzondering echter ook op de mens.

Dermacentor reticulatus
De derde belangrijke ‘exotische’ tekensoort die in ons land geïntroduceerd is via reptielen, huisdieren en migrerende vogels, is de Dermacentor reticulatis. Deze teek kwam tot voor kort niet in Nederland voor, maar is sinds 2005 op verschillende plaatsen in Nederland gesignaleerd en heeft zich over een groot gebied verspreid. Deze ‘hondenkillerteek’ is te herkennen aan het gestreepte schild ten opzichte van het egale schild van de ‘normale’ Ixodes teek. De Dermacentor heeft een voorkeur voor braakliggende gebieden rondom steden en is berucht als drager van de bloedparasiet Babesia canis, die bij honden de levensbedreigende ziekte Babesiosis kan veroorzaken. Door klimaatveranderingen, verstedelijking, het bouwen van buitenwijken en vakantiewoningen worden de leefomstandigheden van de Dermacentor teek in Nederland steeds beter.

(Bron: www.esccap.orgwww.teken-vrij.nl)

Food Voeding

Honden zijn van nature grotendeels vleeseters, hoewel ze ook plantaardig voedsel kunnen opnemen.
Er zijn verschillende soorten hondenvoer verkrijgbaar: droogvoer, diner, nat voer en diepvriesvoer. Welk type voer u ook kiest, het is belangrijk dat alle voedingsstoffen aanwezig zijn. Diervoeders die voldoen aan een minimale standaard samenstelling worden aangeduid met “volledig” of “compleet”. Voeg nooit vitamine- en mineralenmengsels toe aan volledige voeding zonder de dierenarts te raadplegen. Pups hebben een andere behoefte van voedingsstoffen dan oudere dieren of zieke of zwangere dieren, er zijn zelfs verschillen tussen rassen.

Zelf eten samenstellen, rauw of gewoon, is mogelijk ongezond voor de hond aangezien de juiste verhoudingen van voedingsstoffen niet gegarandeerd kunnen worden. Zeker bij jonge honden is het af te raden om zelf een dieet samen te stellen zonder advies van een voedingsexpert. Verkeerde voeding kan veel ernstige gevolgen hebben zoals een slechte ontwikkeling van het skelet, slappe botten door een verkeerde calcium/fosfor verhouding, spiersamentrekkingen door te weinig calcium en verschillende hartproblemen door te weinig taurine. De ontstane problemen kunnen op hun beurt weer zorgen voor nieuwe problemen.

Wilt u dit toch, vraag dan advies aan een erkend voedingsdeskundige. Vaar nooit klakkeloos op wat u op internet vindt, ook niet wat fabrikanten u doen geloven. Tegenwoordig is er erg veel discussie over wat nu de juiste voeding voor uw hond is. Wel of geen rauw vlees, wel of geen granen, etc. Zo prachtig als de rauw vlees dieten in de markt werden gezet zo hard verdwijnen ze weer of passen ze de receptuur aan. Uit diverse studies is inmiddels gebleken dat rauw vlees helemaal niet zo fantastisch is als internet en de fabrikanten u doen geloven.

Rauw vlees (zowel van zoogdieren en vogels als vis) blijkt vaak deficient voor een hond en is een mogelijke bron van bacteriën en parasieten die gevaar kunnen opleveren voor de hond en de eigenaar. Vooral zwangere vrouwen, kinderen, zieken en ouderen moeten goed op de hygiëne letten als ze vaak in aanraking komen met rauwe producten.
Ook het aanwezig zijn van granen blijkt helemaal niet slecht te zijn. Honden kunnen namelijk koolhydraten, in tegenstelling tot de wolf, prima verteren. Er is dus niet zoveel mis mee.

Er ontstaan regelmatig hypes over de juiste voeding van honden en dankzij sociale media komen er beweringen en claims op het internet die nooit bewezen zijn. Door de sociale media gaat dit als een lopend vuurtje rond en veel mensen zijn geneigd de verhalen voor waar aan te nemen zonder enig wetenschappelijk bewijs. Wees hier dus op bedacht als u allerlei beweringen leest. In heel veel gevallen zijn het uit de lucht gegrepen claims die nergens op gebaseerd zijn. Uw dierenarts is uiteindelijk de best aangewezen persoon om u te helpen bij de keus van goede en volledige voeding.

Hoeveel voer heeft mijn hond nodig?

Hoeveel voer uw hond nodig heeft, hangt af van zijn leeftijd, formaat en activiteit. Let op dat uw hond niet te dik wordt, dat is slecht voor zijn gezondheid. Gecastreerde honden hebben vanaf de castratie zo’n 30% minder voer nodig omdat ze minder energie verbruiken. Weeg uw hond regelmatig zodat u zijn gewicht in de gaten kunt houden; veel honden worden ongemerkt steeds iets dikker.

Laat het eten altijd eerst op kamertemperatuur komen. Zorg dat er altijd fris water klaar staat. Voer uw hond geen botjes van gebakken, gebraden of gekookt gevogelte (zoals kip), en voer ook geen rauw varkensvlees.
Geef volwassen honden twee keer per dag te eten. Puppy’s eten in het begin vier keer per dag, later kan men overstappen naar drie keer per dag. Wanneer u een pup koopt, wordt geadviseerd hetzelfde voer te kopen dat de fokker ook voert. Meng bij omschakelen naar een ander voer de eerste vier dagen het oude en nieuwe voer door elkaar. Dit voorkomt buikpijn en diarree.

Eieren zijn een goede bron van eiwitten. Rauwe eieren bevatten echter het enzym avidine dat ervoor zorgt dat vitamine B8 (biotine) slecht opgenomen wordt. Dat kan leiden tot een slechte huid en vachtproblemen. Naast het enzym kunnen rauwe eieren Salmonella bevatten. Als eieren boven 70 graden Celsius worden verhit wordt de avidine afgebroken en kunnen eieren vaker gegeven worden. Het is dus verstandiger om een gekookt ei te geven.

Wat kan mijn hond niet eten?

Allium
Verschillende Allium soorten zoals uien, bieslook, prei en knoflook zijn niet goed voor honden door stoffen die in de planten voorkomen en omgezet worden in schadelijke stoffen. Ook verhitte en gedroogde vormen zijn schadelijk voor honden. Waar mensen in staat zijn om deze stoffen te verteren kunnen honden dat niet. Knoflook lijkt wat minder schadelijk te zijn dan uien. In babyvoeding kan uienpoeder zitten en dit zou daarom niet gegeven mogen worden aan honden.

De giftige stoffen die vrijkomen als een hond ui-achtigen eet, zorgen voor schade aan de rode bloedcellen en bloedarmoede.

Symptomen van een vergiftiging ontstaan door bloedarmoede, dit is te zien doordat de hond sloom wordt, een snelle ademhaling en hartslag, bleke slijmvliezen (tandvlees, binnenkant van de oogleden) en donkergekleurde urine heeft. Daarnaast zal de hond niet willen eten en niet lekker zijn.

Symptomen kunnen binnen een dag maar ook binnen een paar dagen ontstaan, afhankelijk van de ingenomen hoeveelheid. Sommige rassen zoals de Akita Inu en Shiba Inu zijn gevoeliger voor vergiftiging door Allium soorten dan andere honden.

Sommige mensen gebruiken knoflook als huis- tuin- en keukenmiddel tegen wormen, vlooien of ander kwalen, maar dit is zeer af te raden.

Druiven
Druiven zijn giftig voor honden bij een hoeveelheid van ongeveer 20 gram per kilogram (kg) lichaamsgewicht, rozijnen zijn giftig bij 3 gram per kg lichaamsgewicht. Rozijnen zijn droger en daarom zitten er in verhouding meer giftige stoffen in dan in druiven waar nog veel vocht in zit. Het plotseling stoppen van het werken van de nieren (acuut nierfalen) is gezien bij honden die ongeveer 3 gram rozijnen per kg lichaamsgewicht op hadden.

De eerste symptomen verschijnen binnen een paar uur en zijn braken, niet willen eten, rillen en sloomheid. Binnen 24 tot 72 uur na het eten van druiven en rozijnen kan het gebeuren dat de nieren ophouden met werken, dit is erg gevaarlijk. Neem contact op met de dierenarts als uw hond druiven of rozijnen heeft gegeten.

Chocolade
Chocolade bevat theobromine. Dit is giftig en tast het hart en het zenuwstelsel aan. De gehalten verschillen per type en merk. Gemiddeld bevat pure chocolade per gram 4,6-16 mg theobromine, in melkchocolade is dit per gram 1,5-2,2 mg en in witte chocolade zit per gram 0,001 mg theobromine. Als uw hond chocolade heeft gegeten, kan het dier rusteloos worden, veel moeten plassen, braken, rillen en zelfs epilepsie kan voorkomen. Een dierenartsbezoek is dan meestal snel nodig.

De symptomen zijn te zien bij een dosis vanaf 20 mg theobromine per kilogram lichaamsgewicht. Lichtere honden krijgen sneller problemen dan zwaardere honden als zij eenzelfde reep chocolade op zouden eten. Dit komt doordat ze in verhouding per kilogram lichaamsgewicht meer theobromine binnenkrijgen. Neem contact op met de dierenarts als uw hond chocolade heeft gegeten.

Geef honden na het eten voldoende rust, anders lopen zij het risico van een maagverdraaiing (maagtorsie). Daarbij draait de maag om zijn as en zet uit door gasvorming. Dit is erg gevaarlijk en altijd een spoedgeval. Overigens komt dit vrijwel alleen voor bij grotere rassen met name diegene die een diepe borstkas hebben (bv Duitse dog, Boxer, Doberman etc)
Voor meer informatie ga naar:

VOEDING VAN UW HOND– normen en hoeveelheid
VOEDING VAN UW HOND – algemeen

(bron: www.licg.nl)